hoofdplaat klimaatscenario's
©KNMI
Achtergrond

KNMI'23-klimaatscenario's

Het KNMI maakt klimaatscenario's voor een mogelijk toekomstig klimaat voor Nederland. Op 9 oktober 2023 zijn de KNMI'23-klimaatscenario's gepubliceerd, deze vervangen de KNMI'14-klimaatscenario's.

De KNMI-klimaatscenario's zijn een vertaling van de wereldwijde klimaatprojecties van het IPCC - het klimaatpanel van de Verenigde Naties - naar Nederland. De vier nieuwe scenario’s schetsen hoe het toekomstige klimaat in Nederland eruit kan zien. Ze vormen de basis voor onderzoek naar de effecten van klimaatverandering en adaptatie aan die verandering.

Bekijk de animatie met de KNMI'23-klimaatscenario's in het kort. 

Meer

Veelgestelde vragen over de KNMI'23-klimaatscenario's

1. Wat zijn de vier KNMI’23-klimaatscenario’s en hoe verschillen ze onderling? 

De KNMI’23-klimaatscenario’s vertalen de nieuwe inzichten en onderzoeksresultaten uit het meest recente IPCC-rapport (2021) naar Nederland. Met behulp van klimaatmodellen zijn de gevolgen van de uitstoot van CO2 door mensen op het toekomstige klimaat berekend. De KNMI’23-klimaatscenario’s bestaan uit vier paden die een mogelijk toekomstig klimaat in Nederland rond 2050, 2100 en 2150 beschrijven. De scenario’s zijn gebaseerd op de hoeveelheid uitstoot van broeikasgassen (en daarmee de wereldwijde opwarming) en de mate van neerslagverandering in Nederland. Er wordt geen uitspraak gedaan over de waarschijnlijkheden van de vier scenario’s. Ieder scenario is een mogelijkheid. De vier scenario’s (figuur 1) geven als het ware de hoekpunten waarbinnen het Nederlandse klimaat in de toekomst waarschijnlijk zal veranderen. Zo weten we hoe door klimaatverandering het Nederlandse weer zal veranderen. 

Figuur 1. Vier scenario’s voor klimaatverandering in Nederland. Het aantal blokjes staat voor de mate van klimaatverandering rond 2100 ten opzichte van 1991-2020.

2. Hoe verandert ons klimaat deze eeuw volgens de KNMI’23-klimaatscenario’s? 

Het klimaat is nu al veranderd en dat merken we aan de toename van extremen in hitte, droogte en neerslag. De KNMI’23-klimaatscenario’s laten zien wat Nederland nog meer te wachten staat als de uitstoot van broeikasgassen tot 2080 in het huidige tempo blijft toenemen (hoge uitstoot). Ook tonen ze dat de mate waarin het klimaat nog zal veranderen veel minder groot zal zijn als de wereld zich houdt aan het Klimaatakkoord van Parijs (lage uitstoot). Alle vier de scenario’s laten zien dat we hoe dan ook te maken krijgen met zeespiegel- en temperatuurstijging, drogere zomers en nattere winters (tabel). Alleen de grootte van de verandering verschilt per scenario. 

KNMI'23-klimaatscenario's voor Nederland samengevat
Versnelling van de zeespiegelstijging
Toename van de gemiddelde temperatuur en van hitte
Meer zon
Toename van droogtes
Nattere winters
Toename van extreme zomerbuien
Mogelijk sterkere windstoten en valwinden bij buien
Weinig verandering in windsnelheid en windrichting

 

Figuur 2. Klimaatverandering in Nederland: wat ga jij hiervan meemaken?

3. Waarvoor worden klimaatscenario’s gebruikt?

De klimaatscenario’s stellen gebruikers in staat om in een veranderend klimaat de gevolgen van veranderingen in het klimaat en extreem weer in kaart te brengen en besluiten te nemen om Nederland ook in de toekomst veilig, duurzaam en bewoonbaar te houden. Zie voor meer informatie klimaatscenario’s voor gebruikers

Bekijk de video met drie voorbeelden - uit Limburg, Bonaire en Bunnik - die laten zien hoe we ons aanpassen aan klimaatverandering.

4a. Wat zijn hoge- en lage scenario’s?

De mate waarin ons klimaat zal veranderen hangt sterk af van de hoeveelheid broeikasgassen die nog worden uitgestoten. Daarom werken we met een hoog en een laag scenario:

  • In het hoge uitstootscenario neemt de uitstoot tot 2080 sterk toe en vlakt daarna af. De mondiale opwarming rond 2100 zal dan ongeveer 4,9°C zijn (ten opzichte van eind negentiende eeuw). 
  • In het lage uitstootscenario wordt de uitstoot snel verminderd, in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs om de mondiale opwarming tot ruim onder de 2°C te beperken. De mondiale opwarming rond 2100 zal dan ongeveer 1,7°C zijn.

De precieze mate van opwarming bij een bepaald uitstootscenario hangt af van de klimaatgevoeligheid, dus hoe sterk het klimaat daarop reageert. Voor onze berekeningen gebruiken we alleen de meest waarschijnlijke waarde hiervan. In de KNMI'23-klimaatscenario’s zit de onzekerheid in toekomstige klimaatverandering dus voornamelijk besloten in het gebruik van twee ver uit elkaar liggende uitstootscenario’s.

4b. Waarom is voor deze scenario’s gekozen?

De scenario’s geven de bandbreedte aan waarbinnen het Nederlandse klimaat in de toekomst kan veranderen; ze zijn dus niet bedoeld als voorspelling (zie ook 4c). De werkelijke klimaatverandering zal zich waarschijnlijk ergens tussen deze twee scenario’s voltrekken. Zowel het hoge als het lage uitstootscenario zijn gebaseerd op scenario’s van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties. Het hoge uitstoot scenario gaat uit van een fors stijgende uitstoot door het verbranden van fossiele brandstoffen (het zogenaamde SSP5-8.5 scenario). Aangezien veel CO2-beperkende maatregelen al in gang zijn gezet is dit uitstootscenario in de loop der tijd steeds minder waarschijnlijk geworden. Sommige extremen worden tot nu toe door modellen eerder onderschat dan overschat, zodat voor het goed voorbereiden op extremen een worst case scenario verstandig is.

De opwarming die voor dit hoogste scenario wordt berekend behoort echter nog steeds tot de mogelijkheden. Bijvoorbeeld bij een minder hoge uitstoot als de klimaatgevoeligheid hoog blijkt te zijn of als natuurlijke terugkoppelingen (door bijvoorbeeld permafrost, bossen, of oceaan) extra CO2 in de atmosfeer brengen. Met het hoge scenario brengen we een worst case scenario in beeld.

Het lage uitstootscenario is gebaseerd op het één na laagste uitstootscenario van het IPCC (SSP1-2.6) en leidt tot circa 1,7°C mondiale opwarming in de tweede helft van deze eeuw, in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs. Er is nog een lager uitstootscenario, waarbij de opwarming nauwelijks boven de 1,5°C komt. Voor dat scenario is het aantal modelberekeningen echter veel beperkter.

4c. Welk scenario is het meest waarschijnlijk?

Er kan geen waarschijnlijkheid aan individuele klimaatscenario’s worden toegekend. We maken de verschillende klimaatscenario’s juist omdat zowel de uitstoot als hoe het klimaat daarop reageert onzeker is. 

De klimaatprojecties behorend bij het lage scenario kunnen gezien worden als de klimaatverandering die we minimaal kunnen verwachten en waar we ons dus minimaal op moeten voorbereiden. Het hoge scenario laat zien wat er op klimaatgebied kan gebeuren als de uitstoot heel sterk toeneemt of als het klimaatsysteem heftiger reageert dan verwacht op minder hoge uitstoot. Door de uitstoot te beperken kunnen we de kans op forse veranderingen in het klimaat verkleinen.

In de praktijk moeten we met alle mogelijke toekomsten binnen die uitersten rekening houden. Grote beslissingen op het gebied van bijvoorbeeld infrastructuur, landschapsinrichting en waterveiligheid dienen geschikt te zijn voor elke mogelijke uitkomst, of de mogelijkheid bieden voor verdere aanpassing als dat in de toekomst nodig blijkt.

5. Wat zijn droge- en natte scenario’s?

Verdere opwarming betekent hoe dan ook dat de Nederlandse zomers droger en de winters natter worden. Voor de mate waarin geven klimaatmodellen verschillende uitkomsten. Om die te laten zien hebben we per uitstootscenario de volgende twee varianten:

  • Een ‘nat’ scenario waarin de winters sterk vernatten en de zomers licht verdrogen.
  • Een ‘droog’ scenario waarin de winters licht vernatten en de zomers sterk verdrogen.

6. Wat is er nieuw in KNMI’23 ten opzichte van de vorige klimaatscenario’s? 

De wetenschappelijke inzichten in het IPCC-rapport uit 2021, waarop de KNMI’23-klimaatscenario’s zijn gebaseerd, bouwen voort op die in het vorige IPCC-rapport, dat de basis vormde voor de KNMI’14-klimaatscenario’s. De KNMI’23-klimaatscenario’s zijn gebaseerd op de meest actuele en fijnmazige klimaatmodellen en gegevens. De belangrijkste veranderingen in de KNMI’23-klimaatscenario’s ten opzichte van de scenario’s uit 2014:

  • Voor het eerst ook klimaatscenario’s voor de eilanden in Caribisch Nederland, de bijzondere gemeenten Bonaire, St. Eustatius en Saba. 
  • Directe koppeling van de KNMI’23-klimaatscenario’s aan uitstoot en daarmee aan klimaatbeleid;
  • Betere onderbouwing extreme zeespiegel en extreme neerslag.

Een overzicht met alle verschillen tussen KNMI'14 en KNMI'23 staat in de veelgestelde vragen voor gebruikers. 

7. Welke klimaatverandering wordt op Bonaire, Sint Eustatius en Saba verwacht?

  • Orkanen: Op de eilanden Sint Eustatius en Saba komen zware orkanen met veel regen in de toekomst vaker voor, maar op Bonaire niet.
  • Temperatuur en wind: De temperatuur en de windsnelheid gaan omhoog, de hoeveelheid regen neemt af.

8. Gaat klimaatverandering in Nederland sneller dan we bij de vorige klimaatscenario's verwachtten? 

Ja, de lange termijn projecties komen in de KNMI’23-klimaatscenario’s voor de volgende variabelen hoger uit dan in de vorige klimaatscenario’s (2014):

  • hitte
  • droogte
  • zeespiegel 
  • zware buien 

Het klimaat is nu al veranderd en dat merken we aan de toename van extremen in hitte, droogte en neerslag. Met zogeheten klimaatattributie is aangetoond dat de waarschijnlijkheid van extreem weer al is toegenomen als gevolg van de door de mens veroorzaakte klimaatverandering. 

9. Zijn kantelpunten meegenomen?

Klimaatmodellen beschrijven steeds beter de fysische, chemische en biologische processen die van belang zijn voor het klimaat en werken met steeds meer ruimtelijk detail. Toch kan een aantal processen nog niet goed worden gesimuleerd. Dit komt door een gebrek aan voldoende nauwkeurige metingen, door onvoldoende ruimtelijke resolutie en doordat natuurlijke verstoringen zoals sterke vulkaanuitbarstingen niet zijn te voorspellen. Zo is het versneld afkalven van de Antarctische ijskap nog niet goed te modelleren. Dit geldt ook voor veranderingen van grootschalige oceaanstromingen. Van belang daarvoor is de hoeveelheid water die in de Noord-Atlantische Oceaan naar grotere diepte zinkt. Dit gebeurt op een relatief kleine schaal en heeft invloed op de sterkte van de Golfstroom. Volgens klimaatmodellen zal de Golfstroom in de loop van deze eeuw gemiddeld verzwakken, maar de mate waarin is erg onzeker. Ook bestaat er onzekerheid over het ontdooien van permafrost, waarbij CO2 en methaan kunnen vrijkomen. Deze processen en gebeurtenissen kunnen wel benoemd worden, maar niet of nauwelijks getalsmatig worden uitgedrukt. 

10. Wat doet de overheid tegen klimaatverandering?

De KNMI-klimaatscenario’s vormen de basis voor onderzoek naar de effecten van klimaatverandering en het aanpassen aan die verandering (klimaatadaptatie). Ook voor mitigatie, maatregelen om de opwarming van de aarde te beperken, zijn de klimaatscenario’s van belang. Ze laten zien met welk klimaat we rekening moeten houden als de uitstoot van broeikasgassen in hetzelfde tempo doorgaat en wat het oplevert als er stevige maatregelen genomen worden.

Wat doet Nederland om zich aan te passen aan klimaatverandering? Op Klimaatadaptatienederland.nl staat het beleid en de programma's van de nationale aanpak voor klimaatadaptatie in het Deltaprogramma en de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS). Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging doet onderzoek naar de mogelijke gevolgen van zeespiegelstijging voor ons land en hoe we ons daarop kunnen voorbereiden.

Wat doet Nederland om klimaatverandering en de gevolgen daarvan tegen te gaan? Het klimaatbeleid staat beschreven op Rijksoverheid.nl. Het Dashboard Klimaatbeleid geeft informatie over wat de overheid doet om de doelen te halen die in het Klimaatakkoord staan.

11. Wat kan ik zelf doen?

Niet gevonden wat u zocht? Zoek meer achtergrond artikelen